De dagen, ze waren al eerder geteld,
‘t was bijna over, beperkt onze tijd.
Voor ‘t onontkoombaar feit gesteld:
straks is het voorbij, straks komt het afscheid.
Samen gehuild, samen besloten:
straks is niet nu, nu nog steeds twee.
Samen geleefd, samen genoten:
gepraat, gelachen, een familiediner.
Nu alleen over, rauw, leeg van binnen.
Bezoek, telefoon, “ik leef met je mee.”
Rouwen, hoe, waar beginnen,
ik heb werkelijk nog geen enkel idee.