Op de bank, ogen dicht,
luister ik naar het weerbericht.
Het vriest, we mogen hopen:
misschien, heel misschien
kan binnenkort de ijsbaan open.
Ik denk terug aan het verleden,
meer dan 50 jaar geleden…
De ijsbaan in het dorp, ik op houtjes,
wanten aan een koordje door de mouwen
van mijn houtje-touwtjejas,
krabbelend en struikelend,
mijn vader de veters steeds weer vast.
Het krassen van de ijzers over het ijs,
zwart, glad, vaak ook uitgetrapt en grijs.
De groep snelle mannen in de binnenbaan,
ijskoude voeten, rode wangen,
mijn vader die nog éven door wilde gaan.
Er kwamen echte Friese hoge noren,
oerdegelijk, “Nooitgedacht en zonen”.
Wankel ging ik, achter vaders rug,
schaatsbeschermers in de hand,
dan hard fietsend naar ’t warme huis terug.
Voor schaatsen op tv bleven we thuis.
Dan zaten we warm op de bank voor de buis,
bord op schoot, ik tegen vader aan,
zagen we Ard en Keessie
in zwart-wit de Zweden en de Noren verslaan.
WK’s en EK’s, ik kijk nog ieder jaar,
hoor in mijn hoofd
zijn deskundig commentaar.
Mijn hoge noren liggen op zolder,
nog piekfijn in orde,
zorgvuldig bewaard,
voor mij goud geld waard.