Je wist het al een dag of wat,
hij stond al klaar, je nieuwe slee.
Nu is het wit, dus vroeg op pad,
je aanwinst sleep je met je mee.
De heuvel, wit met sprietjes gras,
een meter hoog, misschien wel twee.
Je klimt er op en zet je af,
dan, roetsj, omlaag, je slaakt een kreet,
en weer en weer, straalt van plezier,
aan je neus een snottebel,
je sjaal raakt los, het deert je niet.
Je kiept, staat op, gelooft het wel,
je wanten nat, geschaafde knie,
naar huis, naar warme chocomel.